
Beeld dat elk familiebedrijf rvc moet hebben onjuist
Advies- of toezichtsraad wel goede oplossing voor vormgeven van terugkoppeling naar bedrijfsleiding
Tijdens de week van de ondernemer, die afgelopen maand is gehouden, hebben ING Economisch Bureau en MKB-Nederland nieuwe onderzoeksresultaten gepresenteerd over de mate waarin Nederlandse familiebedrijven toekomstbestendig zijn. In dit onderzoek wordt het hebben van een raad van commissarissen (rvc) dan wel een raad van advies (rva) gepresenteerd als een belangrijke pijler voor toekomstbestendigheid. Maar we moeten niet te snel concluderen dat een bedrijf met een rvc of een rva per definitie beter is voorbereid op de toekomst. Bij veel familiebedrijven speelt de bedrijfscultuur, waarbij gehandeld wordt vanuit waarden, emoties en morele overtuigingen, een hele belangrijke rol. Groei en winst zijn belangrijk, maar voornamelijk als middel om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. We moeten voorkomen dat een focus op professionalisering van de governance het specifieke karakter binnen familiebedrijven ondermijnt. Professionaliteit op een manier waarbij emoties, inclusief morele overtuigingen, buiten beschouwing worden gelaten, staat ver van en misschien wel haaks op de manier waarop familiebedrijven werken. Wat we niet moeten willen is dat het beeld ontstaat dat een rvc of een rva de standaard zou moeten worden bij familiebedrijven. Dat zou de indruk wekken dat een rvc of rva per definitie toegevoegde waarde heeft. Om tot bloei te komen moet de rvc of rva bij familiebedrijven bestaan uit leden die oog hebben voor de bijzondere waarden en cultuur in het familiebedrijf. Daarnaast is een raad enkel van toegevoegde waarde als de ondernemer en de familie vanuit een intrinsieke overtuiging besluiten om een rva of rvc in te stellen. De ondernemende familie moet de intentie hebben om een rva of rvc in te stellen die de directie aanvult en zwaktes compenseert door hiaten in kennis en/of netwerk in te vullen. De familie moet bereid zijn zich kwetsbaar op te stellen voor advies en feedback van outsiders, gevraagd en ongevraagd. Daarnaast zijn er alternatieven voor een rva of rvc denkbaar, zoals een actief bestuur van de ‘Stichting Administratiekantoor’ of een buitenstaander die kan optreden als bedrijfsmentor. Wat is dan de weg vooruit? De weg vooruit is dat ook ondernemers, commissarissen, rva-leden en andere personen die werken op hoog niveau en daarbij veel verantwoordelijkheid dragen voor werknemers en andere stakeholders, elkaar bijstaan met een kritische blik. Wij zien het hebben van een rva dan wel een rvc als een vorm van ‘feedback seeking behavior’, het actief nastreven van terugkoppeling. De meeste mensen kunnen in hun werk feedback vragen van peers, dan wel van mensen die net boven hen staan. Voor een directeur is dit niet mogelijk. Hoe hoger in de organisatie, hoe moeilijker het wordt om terugkoppeling te krijgen. Maar waarom zou je niet naar feedback zoeken buiten je organisatie? Bijvoorbeeld van mensen die een familiebedrijf leiden of hebben geleid dat net iets groter is? Een manier om deze terugkoppeling te kaderen of te organiseren is via een rva of een rvc. De ondernemers en hun families die deelnemen aan ons onderzoeksproject over goed bestuur zijn allemaal, vanuit verschillende achtergronden en overwegingen, op zoek naar feedback van mensen die veel ervaring hebben of kennis vanuit een specifieke invalshoek toevoegen. Binnen dit onderzoek besteden we aandacht aan de mate waarin de leden van de raad rekening houden met de bedrijfscultuur en in staat zijn om het specifieke ondernemend vermogen van het familiebedrijf te ondersteunen. Wij denken dat het actief zoeken van terugkoppeling van de ondernemer en van zijn of haar familie, gekoppeld aan de intrinsieke gedrevenheid om het ondernemend vermogen van het bedrijf te versterken op een manier die past bij de bedrijfscultuur van het familiebedrijf de discussie rondom het hebben van een rva of rvc meer diepgang kan geven.
Door: Judith van Helvert en Ilse Matser (promotiekandidaat respectievelijk lector bij het Lectoraat Familiebedrijven van de hogeschool windesheim)