
Afgelopen jaren is er veel onderzoek verricht naar de prestaties van familiebedrijven. Graag willen we hierbij de daaruit voortkomende inzichten eens op een rij zetten aan de hand van enkele stellingen.
Familiebedrijven zijn conservatiever dan niet-familiebedrijven en daardoor minder bezig met innovatie?
Innovatie is een van de belangrijkste factoren bij het groeien van een bedrijf. Innovatie zorgt ervoor dat een bedrijf nieuw en verfrissend blijft op de markt. Innovatie zorgt ervoor dat bedrijven een sterkere concurrentiepositie krijgen en zo dus ook op de lange termijn zorgen dat ze blijven bestaan. Innovatie is simpelweg van levensbelang.
Familiebedrijven zijn doorgaans innovatiever dan niet-familiebedrijven. Het duurt vaak wat langer voor een familiebedrijf overgaat tot innovatie maar vaak zijn familiebedrijven daarna succesvoller met innovaties dan niet-familiebedrijven. Uit onderzoek van Nyenrode blijkt onder meer dat directeuren van zowel familiebedrijven als directeuren van niet-familiebedrijven aangeven dat familiebedrijven innovatiever zijn dan niet-familiebedrijven en dan beursgenoteerde bedrijven.
Conclusie: fictie
Familiebedrijven zijn veelal gericht op lange termijn en minder op korte termijn gewin. Dit weerspiegelt zich in lagere resultaten?
Familiebedrijven presteren beter dan ‘gewone’ bedrijven, dat blijkt uit meerdere onderzoeken door de jaren heen. Vooral als het gaat om financiële prestaties springt het familiebedrijf er bovenuit. De rentabiliteit is structureel hoger dan bij andere bedrijven.
Familiebedrijven presteren vaak beter dan andere bedrijven, vooral wanneer zij hun kernwaarden duidelijk communiceren en uitdragen. De financiële waarde van familiebedrijven ligt daardoor gemiddeld 7 procent hoger dan die van vergelijkbare niet-familiebedrijven. Ook is de rentabiliteit van deze bedrijven beter, zo blijkt uit een onderzoek van Erasmus Centre For Family Business, en zorgen bij de bedrijven voor een duidelijke identiteit, meer vertrouwen van toeleveranciers en loyaliteit onder klanten.
Conclusie: fictie
Familiebedrijven zijn gericht op behoud van de onderneming en minder op groei. Zij kiezen ervoor om als rentmeester ‘op de winkel’ te passen en zijn minder geneigd risico’s te nemen om te kunnen groeien.
Uit onderzoek van EY blijkt dat familiebedrijven sneller groeien en meer banen creëren dan andere bedrijven. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat familiebedrijven profiteren van hun grote flexibiliteit en gestroomlijnde besluitvorming om sneller te ageren dan andere bedrijven”.
Conclusie: fictie
De actieve rol van familieleden remt de ontwikkeling van het familiebedrijf.
Familiebedrijven worden over het algemeen erkend als uniek vanwege de eigenaardige eigendoms- en zeggenschapsstructuur. Familierelaties, het bedrijf en eigendom zijn met elkaar verweven, waardoor familiebedrijven zich onderscheiden van niet-familiebedrijven. Naast de talloze anekdotes die de eigenaardigheid onderschrijven, is er ook consensus onder academici op basis van wetenschappelijk onderzoek. Er speelt een bepaalde dynamiek in familiebedrijven waardoor zij zich anders gedragen dan hun ‘gewone’ tegenhangers.
Dit resulteert in een afwijkend acquisitiegedrag. Zo zijn familiebedrijven vaak minder snel geneigd om risicovolle, grote of sterk diversificerende acquisities te doen. Een goed lopend familiebedrijf wil immers niet hun transgenerationele intenties teniet doen door een risicovolle overname die slecht uitpakt. Ook wil een familiebedrijf dat al generaties lang actief is binnen een bepaalde sector geen afbreuk doen aan hun identiteit door het doen van een diversificerende overname.
Conclusie: feit
Familiebedrijven zijn veel minder gevoelig voor crises dan niet familiebedrijven?
De vele studies naar de veerkracht van familiebedrijven in crisistijd geven geen eenduidig beeld. Er is een uitgebreide groep van studies die grotere weerbaarheid vond, vanwege betere klantenbinding, minder formalisatie en gezonde financiering (meer eigen vermogen en dus minder schuld); een kleinere groep studies vond het tegenovergestelde, omdat familiebedrijven significant minder investeerden in innovatie dan niet-familiebedrijven (in de crisis van 2008) en te veel nadruk zouden leggen op het eigen familiebelang. Over de effecten van de coronacrisis op familiebedrijven is overigens in dit stadium het laatste woord nog niet gezegd.
Conclusie: geen éénduidigheid
Samenvattend kunnen we gerust stellen dat familiebedrijven evenals andere bedrijven zich zeer bewust zijn van de noodzaak tot innoveren en daarin zeker succesvol zijn. Hoewel de blik op de langere termijn is gericht wordt het korte termijn rendement niet uit het oog verloren. Daarbij groeien ze ook nog eens snel. Per definitie speelt de familie een belangrijke rol die in sommige gevallen remmend werkt door behoudendheid en belangentegenstellingen. Het zal tot slot in belangrijke mate van de veerkracht van een individueel familiebedrijf afhangen hoe ze uit de coronacrisis komen. Wordt vervolgd…
Foto: Nyenrode